Vereniging tot behoud van gasbronnen in Noordholland

Brongasvereniging@gmail.com



Algemene informatie over brongas

Al heel lang is bekend, dat er in het westen en noorden van Nederland op geringe diepte aardgas in de ondergrond voorkomt. De eerste berichten daarover stammen uit het begin van onze jaartelling en komen uit Friesland. Daar zouden in de buurt van Oudmirdummer Klif bij Staveren in de jaren 4, 155 en 230 spontane branden zijn ontstaan door gasuitbarstingen. Deze grote branden zouden een paar dagen hebben geduurd. 

Dit gas staat bekend onder de naam ’brongas’, vermoedelijk omdat het voor het eerst in lokale kwelzones, bronnen of wellen, werd aangetroffen of mogelijk omdat het met behulp van kunstmatige bronnen (waterputten, nortonwellen) werd gewonnen. Dit brongas ontstaat door de bacteriële afbraak van organisch materiaal, zoals planten en algen, in de zandige pakketten onder de holocene veen- en kleilagen. Door de hogere druk op die diepte lost het gas bijna volledig op in het grondwater. Onder atmosferische omstandigheden komt dit gas voor een groot deel uit oplossing. Het brongas bevat ongeveer 80 procent methaan en 20 procent stikstof en kooldioxide.

Van "brandbaar water" tot gaslicht.

Dat er "brandbaar water" onder de polders zat, was al eeuwenlang bekend. Wouter Sluis, een boer in de Beemster, ging er mee experimenteren. Jan Lankelma, zijn vriend en technicus, maakte een installatie waarop de eerste lampen brandden. Dat was in 1895.

Een jaar later waren er in de Beemster zeker twintig gezinnen die van het nieuwe gaslicht profiteerden. Tussen de wereldoorlogen waren het er meer dan 800.
Nu zijn er nog ongeveer 50 bronnen. Op het gas wordt gekookt, er wordt mee gedoucht en gestookt; soms brandt er nog ouderwets een gaslamp op.